Anyone can be happy when they get what they want. The challenge is to stay grateful and peaceful even when the world around you feels crazy and dangerous and horrible.
Elizabeth Gilbert (via gratefulness.org)
Zonet heb ik mijn Engelstalig artikel over ‘luisteren’ doorgestuurd naar het Global Listening Centre. Omdat ik al enkele jaren dit woord onder de aandacht plaats als ik het over leiderschap heb of over goede zorg. Maar dat ik nooit eerder de tijd nam om te omschrijven wat ik ermee bedoel. Misschien was ik er nog niet klaar voor.
Enkele mensen waren bereid mijn tekst onder de loep te nemen. Mijn kamikaze Engels te verbeteren. Bij deze nogmaals mijn dank daarvoor!
Ook de mensen bij het Global Listening Centre zullen waar nodig nog suggesties doen. Als ze het artikel al willen publiceren. Wie ben ik immers…
Maar de oefening maken vond ik op zich al leerrijk. Ben er een beetje wijzer door geworden.
Trouwens, wie niet waagt, niet wint. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik een zot idee lanceer en het niet zo zot, laat staan uitvoerbaar blijkt. Wie lanceerde ooit het idee om een ‘Warm Huis’ voor kwetsbare talenten te maken? En wie is voor één welbepaalde doelgroep, dat idee op dit eigenste moment mee aan het vormgeven? En wie lonkt intussen ook al enkele jaren naar werken met jongeren (die zich niet helemaal gehoord voelen)? Om te ontdekken hoe zij nu hun eigen toekomst kunnen maken.
Of het Warm Huis er zal komen? Of de Warme Samenleving een toekomst heeft?
Ik kan dit niet voorspellen. Maar ik houd de deur op een kier en de bewegingen in de gaten. Om aan te haken waar ik een spoor zie. Omdat ik niet zou willen dat ik mee de oorzaak ben dat die Warme Samenleving een mooi klinkende omschrijving is van wat een luchtbel blijkt.
Ik ben iemand die graag potentieel onderzoekt, me erin vastbijt tot ik het doorgrond. En liefst ook één en ander op spoor heb gezet om het dan, levensvatbaar als het is, los te laten en nieuw potentieel wat kinetiek te geven.
Ik word daar niet moe van neen. Ik word moe van dingen te (moeten) blijven doen waar ik het gevoel heb niet veel in bij te leren. Waar ik het gevoel heb ook dat er zoveel tegenkanting is, zoveel co-egoïsme, dat het meer ploeteren is dan surfen.
En surfen kan ik, heb ik geleerd op de golven van ‘mijn storende bijkomstigheid.’
Maar als ik in co-egoïsme weer een gulp zout water binnenkrijg voor de zoveelste keer, dan verlang ik naar het strand. Dan wil ik eruit. Niet meer meedoen.
Dan wil ik braden in de zon tot ik een Warme roze garnaal geworden ben. Daar heeft een Warme Samenleving niet veel aan me dunkt.
Ja, ik ben dankbaar dat ik kan doen wat ik doe. Dat ik dat mag ook. Dat ik daarnaast dankbaar kan zijn voor kleine dingen, zoals het bestaan van de letter T op mijn Toetsenbord. De T van mijn voornaam ook.
En de T van thee om mijn hart aan te warmen na een lange dag. Ik vind de T trouwens wel een standvastige letter.
Duurzamer dan de K van koffie, die ik al iets te rijkelijk heb laten vloeien vandaag.
De zon breekt door de wolken.
Er zijn nog zekerheden in deze wereld.
Tsjuus van T!