Een kakelnieuw bericht.
Even de muziek afzetten om me ten volle te kunnen invoelen in een ontvangstmodus. Een zachtjes zeurende hond bij de buren. Straatgeluiden die over de huizen neerdalen. Maar verder stilte. Een eenzame vlieg die langs zoemt. Ik die verlang naar een verkoelende douche voor ik straks mijn bewustzijn aan de nacht geef.
Dat alvast incalculeer.
Intense dagen. Dankbaarheid voor de fijne energieën en waarderende woorden. Plezier ook.
Oh ja, plezier!
Zoals in het creëren van het geluidsbestand waar ik een gedicht inkapselde tussen muziekfragmenten en me daarbij afvraag of ik dat zomaar mag publiceren. ‘Kleine stukjes wel’ beweerde gisteren een collega. Een andere collega gaf toe dat ze zichzelf die vraag nooit eerder had gesteld. Ik doe maar en flap er uit wat in me opkomt. Maar ik heb er plezier in, in mijn kleine creaties. Hoe ik dan een geluid opmerk en plots bedenk ‘dat zou ik kunnen opnemen, dat kan nog van pas komen’. En me dan afvraag hoe ik met Audacity, een freeware programma om audio te bewerken, aan de slag kan met het onderdrukken van ruis als het signaal quasi monotoon is als een regenbui. Of hoe zeg je dat. Dat bestandje staat naast dat met de kerkklokken en dat met de duiven. En dan denk ik er stiekem al aan om de hort op te gaan. Maar de microfoon is net iets te groot om er de straat mee af te lopen. Eens kijken waar die oude maar degelijke voicerecorder me brengt. Maar dat zal dan misschien ook niet stiekem mogen, stel dat er mensen gevoelige informatie delen en ik neem dat op en zet dat online. Ik bedoel, moet ik hen dat dan vragen? En moet ik in de trein de mensen ook verwittigen dat ik hoor wat ze zeggen en dat ik daar blogberichten over schrijf. En moet ik hen dan een ‘informed consent’ laten tekenen, of hoe zeg je dat, dat ik mag doen wat ik doe omdat het eigenlijk alleen maar spelen is? Of wacht…ik geef hen een cookie om hen te sussen en krijg mijn zin. 🙂
Brengt me bij een oude strategie van me om met mijn kwetsbaarheid om te gaan. Ik heb me vaak niet begrepen gevoeld tijdens en na gesprekken met hulpverleners. Dan zegt de hulpverlener iets waarvan ik denk ‘wat moet ik daar nu mee?’ Het is meermaals gebeurd dat ik in de zetel lag weg te kwijnen en mijn voicerecorder vastgreep. Die ik ooit kocht voor een project waar ik me in vastbeet, maar dat verhaal leidt me te ver. En dan deed ik mijn verhaal in de voicerecorder. En speelde het later weer af om te horen hoe diep ik had gezeten en te reflecteren over hoe ik eruit was geraakt. En trots op mezelf te zijn omdat ik het helemaal zelf had gedaan.
Om die reden is het ook goed dat ik enkele weken geleden zo diep zat met een virale infectie erbovenop en besliste om even niet naar mijn lichaamstherapeut te gaan. Een pauze in te lassen. Omdat ik dan het gevoel kan doen groeien dat ik mijn leven in eigen handen heb en niet voor het minste moet uitreiken naar hulp omdat ik denk dat ik het niet alleen kan. Al is dat woord ‘alleen’ ook risicovol…want waarom zou je niet uitreiken? Maar een belangrijke nuance is dat uitreiken naar je eigen niet-professionele netwerk, scheelt in je geldbeurs en in je autonomie. ‘Hulpverleners’ is en blijft een beetje een betuttelend woord, toch?!
Gelukkig leest amper iemand dit blog…wat haal ik me op de hals…
Waarmee ik zeker niet wil zeggen dat uitreiken naar hulpverleners fout is.
Maar het is die metafoor van de kikker en het kokend water, die ik ooit koos om mijn verhaal te staven op een congres en die ik eigenlijk nog altijd briljant gekozen vind. Dat het toeval was…maar ook dat is een ander verhaal. Als je een kikker in een pot met kokend water zet, springt hij er zo uit. Als je diezelfde kikker in een pot met koud water zet, en het water langzaam opwarmt, springt hij niet meer en kookt hij uiteindelijk dood.
De truuk bestaat erin de kikker te stimuleren te blijven springen.
Trouwens, zwijg het stil, maar ik heb me laten vertellen dat die metafoor niet klopt. Dat een kikker ook wel degelijk blijft springen als het water langzaam heter wordt. Maar als ik dat schrijf is heel de pointe van mijn verhaal weg, en dat vind ik zonde. Trouwens, ik denk dat die kikker alleen blijft springen als de prinses haar tanden elke avond poetst en daarna bloot lacht in de maneschijn.
De hond van de buren schudt zich uit. Flapper flapper.
Zoem zoem. Weer een vlieg.
Ik heb dus besloten dat ik mijn geluidsbestanden niet gewoon een voice-over versie van mijn blogberichten ga maken. Ik geef ze een andere dimensie. Wat spielerei. Wat onverwachte wendingen. Gewoon, een neerslag van de werking van mijn brein. Gewoon wat taal dus.
Enfin. Ik heb vanavond geen zin meer in het creëren van een geluidsbestand. De douche roept: ‘water, water’.
En dat rijmt op ’tot later’.