Ze kwam pal voor me staan en haakte zich vast in mijn ogen.
‘Mag ik een beetje drinken alsjeblieft?’
Niet met een uitdrukking van ‘ik sterf van de dorst, eindelijk water, ik smeek het je…’, maar eerder met: ‘oh, een fles water, … tiens, ik wil wel drinken, … ik vraag het gewoon.’
Ik stak mijn fles water naar haar toe. ‘Je mag het hebben’, zei ik.
Ik had haar net de tramsporen zien oversteken naar het perron waar ik stond te wachten. De gedachten die bij me passeerden bij de observatie waren ‘wat een ingehouden energie, … helemaal kaal geschoren met uitzondering van een strook ingevette pikzwarte haardos naar achteren bovenop haar hoofd geplooid…ik hoop dat ze de boosheid die er volgens mij zit hier nu/seffens niet uit.’
Tien centimeter voor me stond ze dus stil. Veel te dicht. En ik merkte op dat ik geen angst voelde.
Ze nam met een bedankje de fles aan, draaide de dop open en dronk een paar teugen terwijl ze een paar passen verder liep. Stak de fles vervolgens gesloten terug naar me uit met een loom gebaar. Alsof ze enkel had onthouden dat ik ze haar gegeven had.
‘Je mag het hebben’, herhaalde ik.
Ik stond net vóór ze me ‘ontmoette’ nog te bedenken dat de fles te groot was voor mijn handtas, te onhandig in mijn jaszak en ook al niet zo praktisch in mijn handen. Eigenlijk stond ik er wellicht wat sullig mee te zeulen en was zij…mijn redder in nood. En ik die van haar.
Ze zei niets en liep wat verder het perron op. Intussen keek een oudere vrouw (what´s in a name) me aan met een blik van ‘maak dat mee, dat doet ge toch niet’. En ik gaf haar een mimiek, glimlach en handgebaar terug met de boodschap ‘Ik heb het ook nog nooit meegemaakt. Maar ik vind het best grappig. En ben blij dat ik haar kon helpen.’ Ik weet niet of we elkaar goed begrepen. De tram kwam er overigens aan.
In een flits bedacht ik me dat ik een beginnende verkoudheid heb en meteen voelde ik me schuldig. Moest ik nu…Neen, ik had de reflectie niet meteen gemaakt. Ik maak het ook niet alle dagen mee dat iemand uit mijn flesje wil drinken. Behalve mijn kroost zo nu en dan.
Ik heb haar er niet over aangesproken, het was toch al te laat, ze had er al van gedronken.
Ach, ik ook altijd met mijn impulsiviteit…
We stapten alle drie op. Ik zag de nieuwe eigenaresse van mijn flesje water een halve tram voor me een dubbel zitje bemannen. Ze legde meteen haar hoofd op haar armen op de leuning voor haar.
Ik vroeg me af waar ze mee zat. Maar niet voor lang.
De tweede halte stond een zevental mensen zich door de veel te smalle deuren een eindje vóór me te manoeuvreren om uit te stappen, terwijl de meeste blikken van de andere reizigers zich die kant uitdraaiden. Iedereen die eruit moest zette zijn weg verder op het voetpad. Nu probeerde de jonge vrouw die de hele tijd met een buggy op het voetpad had staan wachten het gevaarte met kind en al in haar eentje op te tillen om de twee hoge treden in de veel te smalle oude tramdeur te overbruggen. En iedereen bleef kijken en vroeg zich ongetwijfeld af waarom dat allemaal zo lang moest duren. Dus stoof ik recht en rende ietwat geïrriteerd voorbij de zittenblijvers de jonge vrouw tegemoet om haar aan boord te helpen. Ze bedankte me uitvoerig. Mogelijk kwam mijn ‘graag gedaan’ inclusief glimlach er niet helemaal spontaan uit door mijn irritatie naar de zittende reizigers, die ook hun plaats niet aan haar afstonden waardoor ze zich een weg moest wurmen in het smalle gangpad.
Iets meer dan tien minuten en zoveel keer verwonderd geweest. Zonder naar het theater te gaan zelfs…Nu ja, als ik mijn blik op de wereld werp zie ik één en al theater…
Maar nu is deze dag bijna om en zijn er eigenlijk nog tal van wonderbaarlijke dingen gebeurd. Maar ik zat zonet al aan 585 karakters (vóór ik de boel nakeek en her en der verbeterde) en meer wil ik u niet opsolferen zo in het weekend, zonder er een uitsmijter aan toe te voegen.
Fijn weekend!