Opkikker

matthew-kosloski-137750

Photo by Matthew Kosloski on Unsplash

Of ik vond dat hij teveel gepraat had. Ik zweeg en glimlachte terwijl ik naar mijn glas keek. Ik zei dat ik dat een vreemde vraag vond. Dat hij dat zelf moest uitmaken. Hij had me ook al zijn visitekaartje gegeven, dan kon ik hem contacteren. Maar ik wist niet meteen waarvoor ik hem zou contacteren. Dat hij beter mijn gegevens opschreef voor als hij ergens een idee had. Dat had hij wel, daar had hij me over verteld.

Ik was het eetcafé binnengestapt na een lange dag in Brussel te vertoeven voor twee vergaderingen. Gevolgd door een me-time koffie in de ongezellige stationshal waar ik een collega vergezelde. Trein terug. Op goed geluk de zaak binnen. Mijn favoriete tafels met lange banken waren volzet, maar ik schreed naar zijn tafel en vroeg of ik mocht aanschuiven. En het mocht. Ik had hem al eerder ontmoet. Een keer op de trein, toen hij op het nippertje aan boord was gesprongen. En ik daar zijn opluchting had verwoord. Een andere keer op de autobus, waar we ook aan de babbel waren gegaan. Dat heb ik hem in detail verteld. Vreemd dat ik me dat herinnerde. In beelden.
Hij vertelde honderduit. Een fijne babbel. En intussen kon ik een hapje eten en reflecties geven. Al kwam er een punt dat ik naar de stilte van mijn huis verlangde. En de rekening vroeg.

Ook maandag was ik het eetcafé binnengestapt na een veel te lange busrit in de gietende regen. Met aangedampte ruiten en een onrustige chauffeur die met zijn rijkunst een vrouw aan het overgeven bracht. Ik vermoed toch dat het aan zijn rijkunst lag. Ik heb haar een plastic zak aangeboden en ook een pakje papieren zakdoekjes. Een man, haar man naar ik vermoed, heeft zeker een vijftal keer zijn dankbaarheid geuit via gebaar en woord.

In het eetcafé was er wel een lange tafel leeg dus schoof ik aan en opende mijn laptop om af te ronden wat ik af te ronden had voor middernacht. Er wachtte me nog een cursus die avond. Uitzonderlijk. Ik ben graag thuis ´s avonds.

Een jongeman vroeg of hij mocht aanschuiven. Uiteraard. Ik trok de laptop wat dichter naar me toe. Beetje opgejaagd omdat ik niet houd van deadlines waarbij je afhankelijk bent van technologie die al eens tegenwerkt. Hij haalde het rekkertje uit zijn haar, prutste zijn haar los en vroeg me of ik ervaring had met sollicitaties.
Ik beaamde. Dat ik vaak gesolliciteerd had en vaak ook met succes.
Of ik dan zijn CV wou nakijken.
Uiteraard. Maar eerst toch maar afronden wat ik voor middernacht moest afronden. Dan eten. En dan mijn volle aandacht op zijn CV.
Een gesprek ontspon zich. Een fijn gesprek. Alweer.

We hadden veel raakpunten. En bij één ding dat hij vertelde zag ik verdriet zich roeren. Ik benoemde het. Hij schrok en vroeg hoe ik dat wist. Ik zei dat ik het aan hem zag. En dat het helemaal ok is om verdriet te voelen. Een beetje later namen we afscheid. Nadat ik toegelaten had dat hij een foto van me nam om op Facebook te zetten. Als het maar zonder mijn naam was. Of hij zich daaraan houdt weet ik niet uiteraard.
Dat heb je dan als je zelf niet meer op hap slik weg sociale media zit. Of uithangt.
Maar ruimte dat dat geeft… Enfin.

Twee fijne ontmoetingen. Heel diepgaande gesprekken met mensen die ik niet ken. Niet kende. Nu een beetje.
Ik heb intussen al door dat ik anders ben dan gewoon. Heb net trouwens ook een gedicht ingesproken op het antwoordapparaat van mijn smartphone. Waarvan mijn dochter dan al grappend zegt, ‘ja, oppakken doe je niet maar wel een gedicht laten horen. Schoon is dat. En ik maar bellen.’ Tja…twee vergaderingen. Het is een uitzondering dochter. Meestal is het andersom.

En nu zou ik dan graag een seintje horen van mijn oudste, die morgen examens heeft en ik nog een live toi toi wil bezorgen. In de hoop dat haar drive goed zit. Of ik hem een beetje kan bijsturen.

 

brunel-johnson-368289

Photo by Brunel Johnson on Unsplash

Deze foto zocht ik een aantal dagen geleden uit. Nu pas vormen zich er ook woorden bij.

De laatste maanden werd het erg mistig in mijn hoofd.
Focus houden was moeilijk omdat er zeer vreemde dingen gebeurden in de samenwerkingssfeer, die ik allemaal aan elkaar ging linken waardoor een steeds ‘steviger’ geconstrueerd verhaal ontstond. En ik het gevoel kreeg dat werken een ‘overlevingsstrijd’ werd.
Nog erger dan het hanteren van de chronische ziekte die mij alert houdt.
En energie vraagt.

Dat patroon van mentale verhalen construeren is niet nieuw.
Ik zocht betekenis achter gebeurtenissen, durfde ze niet altijd aftoetsen en waar ik het wel deed kon het antwoord me soms ook niet helemaal overtuigen.
Loslaten lukte niet. Ik moest één en ander oplossen om vrede te vinden.
Bovendien stapelde het aantal uit te typen verslagen zich op zonder dat ik ruimte vond om er vooruitgang in te boeken. Tijd om vergaderingen voor te bereiden werd ook steeds krapper.
Van focus en actie naar Next en Repeat. Zonder te vergeten ademen.

Ik geraakte in ademnood.
Ik zag geen lichtpuntje meer.

Dus trok ik de stekker eruit en nam twee weken en een half zelfzorg.
In de overtuiging dat al mijn werk wel zou zijn weggewerkt tegen mijn terugkomst.
Neen, zo naïef ben ik nu ook weer niet 🙂
Neen, in de hoop dat de mist in mijn hoofd zou kunnen optrekken en ik weer ruimte vond.

Vandaag kijk ik tevreden terug op de afgelopen werkweek. Eén en ander is doorgepraat.
Ik heb eerlijk en zonder taboe mijn waarnemingen, interpretaties en mentale constructies toegelicht bij een aantal collega´s. En het lijkt dat daarmee voor mezelf de mist is opgeklaard. Ik zie nu weer helder welke aspecten in mijn mentale constructies ik mag loslaten en welke ik in de toekomst mag blijven observeren en evalueren in de context van nieuwe gebeurtenissen.

En ja, ik heb me daarin heel kwetsbaar opgesteld.
Maar ik voel de kracht die daarvan uitgaat.
Het liefdevol vuurtje gaat weer branden, merk ik.

En als mijn openheid en eerlijke inkijk in mijn ‘zieltje’ alsnog worden misbruikt, dan ben ik weer een illusie armer en een les rijker.

De spreuk die ik onlangs in mijn mail vond vanwege gratefulness.org verwoordt mooi mijn opbrengst van de afgelopen weken:

Let me fall if I must.
The one I will become will catch me.

En een liedje kan er ook nog bij, om te ‘landen’ op een zonnig mentaal plekje dit weekend:
Als de rook om je hoofd is verdwenen door Boudewijn de Groot.

De psyche van de LinkedIn-gluurder

Ik weet niet of u dat ook doet. U afvragen wie die anonieme LinkedIn-leden zijn die uw LinkedIn profiel bezoeken. Toegegeven, bij de opmaak van mijn eigen profiel heb ik ook getwijfeld. Wil ik wel dat de ander ziet dat ik even kom kijken wat er achter die foto en die headline schuilgaat? Wil ik wel sporen achterlaten? Maar de eerlijkheid en openheid wonnen het van de angst.

Wat me dan brengt bij de vraag wat zich in het hoofd afspeelt van de mensen die beslissen zich schuil te houden. Trouwens, die halve anonimiteit van wel de organisatie te zien of de jobtitel maar niet de naam of foto, dat vind ik zever. Ik weet niet of het nog zo is, maar vroeger kon je dan doorklikken en zag je een hele lijst van mogelijke bezoekers. Niet zelden zat er wel eentje tussen die ik kende. Yep, gotcha!

Het is me wel al overkomen dat een Bekende Vlaming langskwam. Met foto en al. Van de anonymi weet ik uiteraard niet of het Bekende Vlamingen zijn. Dan denk ik oei, die is de weg kwijt. Een enkele keer reageer ik dan enthousiast dat ik het leuk vond om zo´n hoog bezoek te krijgen en dat ik wel graag zou linken. Klinkt cool onder vrienden, een BV onder je contacten. Maar daar zitten echt wel slimme mensen bij. Die dan zeggen ‘ik link alleen met mensen die ik persoonlijk heb ontmoet en over wie ik iets positiefs kan zeggen.’ Daar sta ik dan met mijn mond vol asbak. ‘Maar waarom kwam je dan kijken op mijn profiel?’ wil ik dan nog uitbrengen en ‘ik heb deze week ‘echt waar’ eens niet elke avond een groot pak chips leeggegeten’… maar de woorden blijven door de emotie stokken in mijn keel. Er rest me dan niets dan me opnieuw met een dekentje in de zetel van mijn onbekende bestaan te nestelen.

Het is me overigens ook al overkomen dat een Bekende Vlaming me belde op mijn GSM. En afsloot met de woorden ‘nu heb je mijn GSM-nummer, als ik je nog ergens mee kan helpen dan bel je maar’. Maar dit geheel terzijde.

Volgens mij zijn mensen die hun gezicht verbergen als ze anderen bezoeken ziek in hun hoofd. Hebben ze iets op hun kerfstok. Of zijn het inspecteurs. Of psychiaters. Overigens wekt het minder wantrouwen om een fake profiel op te stellen, een portretfoto te nemen van een willekeurige marktbezoeker met de smoes dat je een fotografie-opleiding volgt en vervolgens je fantasie de vrije loop te laten bij het opstellen van een profiel.

Zo heb ik het ook gedaan. Maar ik ben dan ook ziek in mijn hoofd. En als al die werkgevers die ik heb opgelijst beweren dat ik wél bij hen heb gewerkt, weet dan dat ze liegen. En ik ben ook helemaal niet kwetsbaar. Ik schrijf zelfs geen blogs. Deze tekst is slechts een neerslag van de woordenwolk die gegenereerd werd bij het samenvoegen van alle berichten die mijn contacten hebben gepost.

Mijn dank gaat dus uit naar hen.