In afwachting van een frisser moment pen ik hier alvast mijn vermoeidheid neer.
Gisterenavond naar een verrassingsfeestje geweest voor de verjaardag van een studiegenote. Had haar in vierentwintig jaar niet meer gezien.
Ze was nog net dezelfde. Op wat rimpels na waar ze me zelf op ‘moest’ wijzen, vond zij!
Net zoals de andere studiegenote die rond middernacht aansloot met haar man. Ik mocht bij haar blijven slapen en ze wees me ook op alles waar ik niet op mocht letten bij haar thuis.
Ik sliep onder het spiderman dekbed van haar oudste zoon. En ik sliep goed. Maar veel te kort volgens mijn maatstaven. Hoewel we rond één uur op het feestje vertrokken zag ik de wekker nog half drie aangeven. Met nog een beat in mijn lijf en een keel die aangaf dat de muziek te luid stond om vierentwintig jaar op een gezonde manier in een paar uur te ontsluieren.
Wanneer moet ik alweer gaan inlezen? Zal maar meteen naar thee uitreiken om mijn stem te zalven.
Dit belooft geen al te productieve dag te worden vandaag al heb ik intussen toch twee wasjes gedraaid en te drogen gehangen. Ik laat de leegte toe. Mijn kroost zit nog vol gefocuste energie die ze op mama moet afreageren af en toe. Een beetje lachen met haar kleine kantjes. Haar met een ondeugende blik met stoute wimpers om een theetje of koffie verzoeken op een ander moment. Maar ook wel naar wat liefde hengelen zo nu en dan.
En dat laat ik me welgevallen en daar geef ik graag aan toe.
Nog één week druk op de ketel. De oudste nog twee examens te gaan en de jongste nog één.
Mijn trip naar het feestje was overigens niet min gisteren. Naar het station wandelen, een treinrit van een twaalftal minuten. Noodgedwongen met een groep luidruchtige mannen in dezelfde wagon doorbrengen waar de walm alcohol een lange dag ademde.
‘Zie me niet’, sprak ik in gedachten tegen het raam. Dat werd gehoord.
Er wachtte hen als vierde activiteit op de dag nog een etentje ‘met de vrouwen’. Waar de nodige commentaar op volgde. Drie kameraden hadden de trein gemist en zouden later aansluiten. Mannenpraat aan de oppervlakte. ‘Zie me vooral niet.’
Vijftig minuten op de bus gewacht. Een buschauffeur die al een tijdje in zijn halte stond vroeg me of ik zijn kant op moest. Dat was wel zo maar mijn halte stond niet in de lijst van zijn lijn. Hij meende en benadrukte dat beide lijnen ongeveer hetzelfde traject aflegden. Maar als ik in de duisternis van 20u eind januari mijn weg nog moet zoeken in de velden, dan wacht ik liever een extra halfuur in de kou om me op de bus te nestelen die me op 500m van de bestemming dumpt. Als ik al bij de juiste halte afstap uiteraard.
De eerste buschauffeur leek wat teleurgesteld dat ik er niet voor koos de enige reiziger op zijn bus te worden. Tja, wellicht ben ik niet avontuurlijk genoeg. Of toch niet avond-uurlijk avontuurlijk. De tweede buschauffeur, de ‘mijne’, ging nog snel om een bekertje koffie en stelde zijn territorium helemaal in vertrouwen aan me open. ‘Stap al maar op’.
Fijne babbel over verlaten straten in godvergeten kleine gemeentes, het leven als buschauffeur tussen dag en nacht. Oud studiegenoten en facebookvrienden. Toch even bellen om de positie te bepalen en me net voor de halte laten afstappen om nog een welgemeende veilige trip te wensen. Fijne kerel. Van mens tot mens.
Ik ben een uur en een half onderweg geweest. Waarvan meer dan vijftig minuten uit wachten bestond. Met mijn dikke pull over mijn jas getrokken. Omdat de pull te dik is voor onder de jas en de jas te dun bleek voor deze avond. De warmte voelde welkom. Een echte wollen mannenpull, die ik op de rommelmarkt kocht voor drie euro in de wetenschap dat het een mannenpull was maar die toch oh zo gezellig aanvoelde.
Ik heb enkele drempels overwonnen. Een fijne tijd gehad. En nu geniet ik van weer thuis te zijn met de stilte en geladenheid van studerende jongeren in huis.
Met mama opnieuw in de buurt.
Af en toe stoom die er af moet. Grappige momenten. In verbinding.
Geef mij maar eenvoud.