Diagnose: acute communicatiestoornis

Hoe doe je dat, duidelijk en empathisch communiceren dat je inderdaad allebei hetzelfde doel voor ogen hebt… Ik hoor u fronsen…

Anders geformuleerd, hoe maak je aan iemand die je wil helpen duidelijk dat het op één of andere manier niet ‘klikt’, dat de communicatie je erg onrustig maakt. En hoe doe je dat in een context waar jij erg afhankelijk bent, psychiatrisch patiënt in gedwongen opname bijvoorbeeld, en ‘hij/zij’ de behandelend arts die de sleutel tot jouw gezondheid en vrijheid bij zich draagt. Ik slik even voor ik verder schrijf… Blog je zoiets??

Mijn beschouwing is nochtans zuiver. De medicatie die ik voorgeschoteld krijg zit volgens mij juist. Ik voel me aansterken. Mag dagelijks enkele uren de afdeling verlaten met vrienden. Word niet gedwongen afdelingsactiviteiten mee te doen omdat die inderdaad niet noodzakelijk voedend zijn op dat eigenste moment. En ondertussen krijg ik nu ook al de vrijheid zelf te bepalen of ik al dan niet slaapmedicatie inneem. Ik ben ze vannacht opnieuw rond één uur gaan halen toen het zandmannetje weer vergat dat hij zand in mijn ogen moest strooien en niet tussen mijn lakens.

Het was een afspraak, ze werkte. Er was duidelijkheid. En ik ben er dankbaar voor.

Mondjesmaat krijg ik de verantwoordelijkheid weer in handen en langzaamaan koop ik vrijheid met gedrag dat past binnen de context. Durf me zelfs zachtjesaan opnieuw afvragen wat ik nog wil betekenen in dit leven.

Maar elke keer als ik op consult moet in de afdeling stap ik gestresst het dokterskabinet weer uit. Niet ONT-laden, maar OP-gedraaid. Omdat ik niet ‘rustig samen de uitspraak van de vrederechter wil overlopen’ als ‘die formulering er toch niet zo toe doet’. Dat ik niet wil nagaan ‘waar die angst vandaan komt’ als ik zeg dat ze al weg is nadat ik heb opgemerkt en uitgesproken dat ze er was. En dat net dát oplucht. En dat ik beaam dat ik weet dat ons doel hetzelfde is, maar dat het verdomd moeilijk is daar focus op te houden als je je systeem langzaamaan zo voelt opladen dat je naar de isolatiekamer verlangt om eens goed te brullen, tieren en slaan…
Hoewel je ‘woede’ als emotie nooit hebt gekend. En het wellicht net daarom gebeurt…

Ik ben niet de enige op de afdeling die zich niet helemaal ‘gehoord’ voelt. Laat ons de ‘communicatiestoornis’ zo maar noemen. Zou dit overigens ook in de DSM V bijbel staan?

Vreemd toch hoe een medepatiënte enkele dagen geleden haar hoofd op mijn rechterschouder legde, haar armen rond mijn onderarm haakte en zei ‘ik word zo rustig van jou’ nadat ze de dag ervoor had gevraagd ‘wat doe jij hier, jij bent toch geen patiënt?’
Vanmiddag vroeg een patiënt die net op de afdeling arriveerde me waarom ik hier zat. ‘Waarschijnlijk ook voor agressie?’ sprak hij grijnzend. Een vriend van me die ik deze anekdote sms´te reageerde met ‘dat is met al die tattoos op je armen, dat geeft een fout beeld’. Was lachen!
Ja, naar het schijnt straal ik dus rust uit…

Maar dat ik de ziel uit mijn lijf dans op de zes vrije tegels in mijn slaapkamer om de lading van het doktersconsult weg te leiden. Met de deur toe uiteraard…want was het niet omdat ik ‘vreemd’ aan het dansen was in de tuin thuis dat er aan de noodrem werd getrokken. En dat Christie, begeleidster van de Authentic Movement die me dans als therapie deed ontdekken graag op bezoek wil komen. Dat zwijg ik ook maar stil.
Neen, ik wijs niemand met de vinger. Geen gedrag is vreemd, als je de context mee in rekening neemt.

Een tijd geleden sprak ik een prof van de KULeuven aan met de boodschap ‘ik wil gastcolleges geven aan psychiaters in opleiding. Over communicatie, empathie en verbinding.’
En zie mij hier nu zitten. Bij elk woord aarzelend of het wel het juiste is. Hoe ik in godsnaam de dialoog met mijn behandelend arts hier op een rustiger manier kan tegemoet treden nadat ik dit hier online zet. Ik zou zeggen, hou ze nog maar effe vast daar…

 

Job interview: over plooifietsen en doodsangsten

Lonely girl

Er kwam dus een vervolg op het sollicitatiegesprek dat ik had bij de Vlaamse Overheid (link naar mijn vorige blog).

Ik was het niet geworden. Wist niet of ik opgelucht moest zijn of niet. Vragen als ‘wil je wel voor zo iemand werken?’ en ‘zou voltijds werken wel lukken?’ speelden nog een aantal dagen door mijn hoofd, wellicht om de teleurstelling een plaats te geven. Maar stilaan vervaagde de herinnering.

Tot ik een kleine twee maanden later telefoon kreeg. De functie stond opnieuw vacant en als ik nog vrij was en interesse had zou ik worden uitgenodigd voor een gesprek. Het zou geen nieuwe ‘echte’ sollicitatie zijn maar eerder een gesprek over mijn noden met betrekking tot de arbeidshandicap. Weer bewogen de oude gedachten door mijn hoofd…’wil ik wel voor die vrouw werken?’ maar ook ‘welke aanpassingen heb ik eigenlijk écht nodig op een werkplek?’

Ik werd uit de wachtruimte opgepikt door een andere personeelsverantwoordelijke dan vorige keer en hij bracht me naar een lokaaltje waar de coördinatrice zat naast een jonge man die haar nieuwe collega bleek te zijn. Een gesprek over noodzakelijke aanpassingen dus. ‘Waarom heb je precies voor deze job gekozen?’ vroeg de jonge man. Even flitste ‘noodzakelijke aanpassingen?’ door mijn hoofd maar ik hoorde me enthousiast vertellen wat me ertoe gebracht had mijn kandidatuur te stellen. ‘Zijn er zaken die voor jou extra belasting geven?’ Ik beaamde. Dat verre autoritten me erg veel energie kosten. Dat ik verplaatsingen liefst met het openbaar vervoer maak. Zelf heb ik geen wagen maar ik vermoedde dat ze wel over een pool beschikten voor dienstverplaatsingen. Korte afstanden vormen geen probleem.
Daar was weer dat schuine hoofd van de coördinatrice en het zoeken van oogcontact met de personeelsverantwoordelijke. Maar deze bleef mij aankijken en pikte erop in door te vragen hoe ik dat dan zag. De jonge collega opperde dat ik me misschien van het station naar de bestemming kon verplaatsen met zijn plooifiets. ‘Geen probleem’, zei ik. Ik had zelf al overwogen een plooifiets te kopen om mijn treinverplaatsingen minder tijdsintensief te maken. De coördinatrice viel in dat sommige bestemmingen in erg afgelegen buurten liggen en bovendien materiaal moest meegenomen worden want neen, niet overal hadden ze een beamer.

Plots helde ze naar me over en sprak ‘vorige keer heb je gezegd dat het belangrijk is voor jou dat de cultuur je ligt. Om heel eerlijk te zijn, ik sta doodsangsten uit bij zo´n uitspraak.’ Ik moest mijn wenkbrauwen bedwingen de hoogte in te gaan. Doodsangsten. Dat was een woord dat ik nooit eerder in een sollicitatiegesprek had horen vallen. Maar ik repliceerde dus net als vorige keer dat eenvoudig mee gaan lunchen me al veel duidelijk zou maken over de cultuur. ‘Wij lunchen zelden samen, meestal eten wij een broodje aan ons bureau’. ‘Een overleg meedoen dan?’ ‘Dat is moeilijk want wij zijn bijna nooit samen op kantoor.’
Het hele gesprek was ze in defensie gegaan. Ze wilde me niet en ik zou het geweten hebben.
Ik leunde achterover en voelde hoe hete tranen achter mijn ogen prikten. Ik raapte mezelf bij elkaar, leunde over de tafel en zette mijn rechterhand dwars op tafel, tussen ons in. ‘Hier stopt het voor mij. Dit werkt niet.’ En met mijn handen gebarend naar de twee andere personen, maar kijkend naar de coördinatrice, zei ik ‘dit werkt wel’. Maar dit dus niet’, waarbij ik tenslotte mijn rechterhand tussen haar en mij bewoog.
Ik stond op en nam mijn jas van de stoel. Ik zag haar vanuit mijn ooghoeken met een onzekere blik naar houvast zoeken bij de personeelsverantwoordelijke. De anderen stonden ook recht.
De jonge man wenste me nog veel succes. ‘Zij’ wenste me een goede thuiskomst.

De personeelsverantwoordelijke wandelde mee naar de lift en zei dat hij mijn beslissing bewonderde. Dat er meer kandidaten zouden moeten zijn die in een sollicitatieproces durven te handelen als ik. ‘Niet dat ze haar werk slecht doet, ik heb toch nog geen klachten over haar gehoord.’ Ik zweeg verder maar aan de lift draaide ik me om en stak hem een hand toe met de woorden ‘bedankt om me een kans te geven. Als u ooit een nieuwe coördinator zoekt stel ik me kandidaat.’ Hij keek me nog even na.
Wat een bluf.

Op de terugweg heb ik gehuild.
Maar ik ben goed thuisgekomen, zoals zij het me toegewenst had.

Job interview: waarom waarden tellen

cindy-tang-25654

Afgelopen dagen trokken twee artikels mijn aandacht: ‘Job interview: Why only 3 questions really matter’ van Richard Marr en ‘Welke waarden willen we?’ van Jochanan Eynikel van VKW. Beide artikels herinnerden me aan een sollicitatie van een aantal jaren geleden.

Ik had gereageerd op een vacature bij de Vlaamse Overheid. Volgens mijn interpretatie van het profiel dat ze zochten, had ik de nodige competenties en ervaring om de job goed uit te voeren en het vooruitzicht van organisaties te kunnen informeren, verbinden en op samenwerkingsspoor zetten maakte me zelfs bij het lezen al enthousiast. Restte er van de drie vragen van Bernard Marr nog de laatste ‘Will you fit into the team, culture and company?’

Bij elke sollicitatie neem ik vooraf even telefonisch contact op met de organisatie om al een eerste indicatie te krijgen van de communicatiestijl. Wel zo handig ook bij het schrijven van de sollicitatiebrief, ik kan dan in mijn eerste regel verwijzen naar ons telefoongesprek. Dat deed ik dus ook hier. Er was me iets onduidelijk in de functieomschrijving dus vroeg ik daarnaar, naast enkele vragen over het team waarin ik zou terechtkomen. De vrouw die ik aan de lijn kreeg, de coördinatrice van het project waarvoor deze functie was uitgeschreven, was kort van stof. Ze verwees me meerdere keren naar de website. Al had ik daar gekeken en niet gevonden wat ik zocht. Maar dat had ik misschien beter gezwegen. Ik hield een wrang gevoel over aan het gesprek, maar had toch afgesloten met de melding dat ze mijn kandidatuur weldra mocht ontvangen.

Een tijdje later kreeg ik een telefoontje van een personeelsverantwoordelijke waarop ik uitgenodigd werd voor een gesprek. Ik zou een schriftelijke opdracht krijgen gevolgd door een gesprek voortbouwend op de opdracht. De opdracht was niet moeilijk, ik had immers de website grondig doorgenomen en de vragen betroffen vooral een situering van de werkzaamheden binnen de ruimere context van de Vlaamse Overheid en de stakeholders.

Bij het gesprek waren drie mensen aanwezig waaronder de coördinatrice die ik aan telefoon had gehad en de personeelsverantwoordelijke. De derde persoon ontgaat me nu, maar het was me na één korte overschouwende blik al duidelijk dat die man op ‘vertrouwde’ voet stond met de coördinatrice. Het gesprek verliep zoals wel meerdere sollicitatiegesprekken verlopen, hoewel ik vaak merkte hoe de coördinatrice oogcontact maakte met haar bondgenoot (vergeef me mijn terminologie) bij bepaalde uitspraken die ik deed. Het viel me op dat haar antwoorden vaak ook antwoorden waren naast de vragen die ik stelde, wat me verwarde. In my humble opinion is een evenwichtig sollicitatiegesprek een dialoog en geen vragenvuur of monoloog en al zeker geen keuring. Maar wie ben ik.

Mijn gevoel zat niet helemaal goed en op de laatste vraag die ze stelden ‘wat is er voor jou cruciaal in deze job?’ antwoordde ik ‘dat de cultuur juist zit voor mij.’ Ik zag de coördinatrice met grote ogen en haar hoofd zelfs een beetje schuin kijken naar haar bondgenoot. Ik vulde aan dat de cultuur me het best duidelijk zou worden als ik even met het team kon kennismaken, samen lunchen bijvoorbeeld of een vergadering meelopen. Er werd wat heen en weer ‘geblikt’ maar de vraag bleef hangen.

De personeelsverantwoordelijke vroeg me of ik nog vragen had of eventueel nog iets wou toevoegen. Ik meldde nog dat ik geslaagd was voor de generieke proeven van niveau A – wat eigenlijk enkel voor statutaire functies van belang is en niet voor een contractuele betrekking als deze, maar toch…het geeft m.i. alleszins wel een indicatie van de ‘waarden’ die ik hanteer. Daarnaast vulde ik aan dat ik een erkenning heb voor een arbeidshandicap. Dat is een erkenning die de VDAB uitreikt op basis van een diagnose van een specialist. Organisaties die iemand met zo´n erkenning aanwerven krijgen een tegemoetkoming in hun loonkost. Ik meld dat dus niet overal, omdat ik wil aangeworven worden op basis van mijn kwaliteiten en niet omwille van mijn ‘voordelen’. Maar bij de Vlaamse Overheid mocht ik dit wel toevoegen meende ik.

Een hele poos hoorde ik niets. Maar er kwam een vervolg, dat ik in een volgend bericht zal neerschrijven.