Volgens mij gaat het weer iets te hard hier. Goed dat ik nu kan vertragen met wat getokkel voordat ik de dag afsluit en mijn bedje opzoek. Misschien nog een meditatie doorvoelen straks. Een ligmeditatie, dan ben ik alvast onderweg naar onderbewust.
Daarstraks op de vergadering was ik meer aan het observeren dan aan het opletten naar wat er gezegd werd. Terwijl ik wel de notulist was…stel u voor. Het overleg was zo goed als gedaan – en ik krijg hier een glimlach op mijn gezicht terwijl de beelden weer mijn hersenwolk bemannen – toen een collega aan de coördinator van het project vroeg of hij nog iets nodig had van haar. Hij keek haar aan en tuitte langzaam zijn lippen. Waar ik dus opmerkte: ‘kijk, hij tuit zijn lippen’. Lichte verbijstering, gène misschien maar ook wel wat gelach. Voor mij was het tuiten van de lippen een teken dat hij aasde op een zoen. Voor hem was het tuiten van zijn lippen een ondersteuning bij het zoeken in zijn hoofd or er nog iets was dat hij van haar nodig had. Ik vond het alvast heel amusant.
Omdat ik inderdaad eerder in de vergadering ook al naar het gegesticuleer van een andere collega had zitten kijken terwijl ze een punt wilde onderstrepen. Waarbij ik het ook weer met de glimlach benoemde en zij daardoor wat onzeker werd. Het was niet mijn bedoeling haar onzeker te maken. Het was alleen mijn bedoeling mijn binnenpret naar buiten te brengen. Maja, wie brengt er nu zijn binnenpret naar buiten. Dat is al even raar als een punt onderstrepen.
Ik kon het niet helpen. Na vorige week zo helemaal van de wereld te zijn in die diepe snotput (vergeef me mijn taal), lijkt het nu of er heeft iemand daar helemaal beneden aan mijn zielepijn en smart een katapult genomen om me doorheen die groene glibberende massa weer het ander uiteinde in te schieten.
Ik hoef dus niet op reis. Ik reis elke dag en ik weet nooit waar ik uitkom.
En hoe…
Wat me bij reizen brengt. Als reizen het nieuwe roken is, dan ben ik blij dat ik daarmee gestopt ben. Nu ja, misschien moet ik er de definitie van reizen eens bijnemen. Ik reis immers heel veel in mijn hoofd. En ik neem elke dag vakantie door een verwenmoment in te lassen. Even buiten doorvoelen. Uit het raam staren in de trein en het groen en klein wild spotten. Of ´s avonds mijn dag wat neertokkelen. Microfoon inpluggen, inspreken. Bijschaven, klaarmaken en open stellen.
Ik ben er nog niet uit hoe ik wil omgaan met lezers. Eigenlijk schrijf ik vooral voor mezelf. Al vind ik reacties af en toe ook wel fijn. Maar aangezien ik vrijwel dagelijks schrijf, wil ik niet elke dag een notificatie verzenden dat er iets nieuws staat. En eigenlijk, de lezer moet maar onthouden dat ik Fiducia Caro heet. Die twee namen aan elkaar plakken, wetende dat ik in België huis, en dan eens bij wijze van klein uitstapje komen kijken wat ik schreef. Een lezer moet niet lui zijn. En op die manier word ik niet irritant. Tenzij ik teveel over groen snot schrijf. Ik kan me voorstellen dat dat gaat enerveren.
Wat de opbrengst van mijn treinritten van vandaag was?
‘Oh, het bliksemt’
‘Nico, dan moet je wel oppassen he. Als het bliksemt. Want als het op jou bliksemt ben je dood’
Waarop Nico: ‘Dat weet zelfs een baby’.
En lap, daar was de glimlach. Ode aan de liefde en zorg van grote zus.