
Dit keer heb ik het durven vragen.
Ik was pas vertrokken met de fiets toen ik haar de voordeur uit zag stappen. Een stoffer in de hand, een blik op de rij auto´s aan de overkant van de straat. We groetten elkaar, zoals we altijd doen. Soms aangevuld met een heen en weer babbeltje.
Ik hield even verderop stil.
We zaten vroeger in de middelbare school in dezelfde turnkring. Zij bij de juffers, ik bij de wedstrijdturners al nam ik ook meestal deel aan de lessen van de juffers. We hadden toen geen nauwe band. Het moet ergens 2005 geweest zijn toen ik haar voor het eerst weer tegenkwam op een perron in Brussel Noord. Beide wachtend op dezelfde trein richting Jette om er te gaan werken.
Destijds en ook nadien vroeg ik het niet maar dit keer stopte ik dus en stelde de vraag ‘mag ik nu eens wat vragen, klopt het dat jij Kathleen heet?’.
‘Neen, Marleen’, zei ze, ‘maar iedereen noemt me Leentje.’
Oef, dan zat ik er niet ver naast.
Ik had het destijds niet durven vragen omdat zij duidelijk mijn naam wel kende. Wat me nog al wel is opgevallen bij andere mensen die ik ‘van gezicht ken’ uit de turnkring. Wedstrijdturners staan nu eenmaal wat meer individueel in de kijker dan iemand die in de afdelingen turnt. Ik had het niet durven vragen toen ik haar zeventien jaar geleden weer ontmoette. Dom eigenlijk.
En na al die jaren en korte fijne babbels die volgden, durfde ik het zeker niet meer te vragen, hoewel de vraag telkens aan mijn bewustzijn wriemelde.
Maar ze stond dus met een stoffer in de hand op de stoep. Ik maakte er een grapje over.
‘Ja, ik was net bezig de deur af te stoffen toen ik me afvroeg of ik de deuren van de wagen wel had afgesloten daarstraks.’
Waarop ze de daad bij het woord voegde en even met uitgestrekte arm en een klik op de juiste knop in gesprek ging met haar wagen.
Hij pinkte terug. Afgesloten.
‘Ga je maar lekker ontspannen’ zei ze nog, nadat ik haar had verteld waar ik naar op weg was.
Dat heb ik dan maar gedaan.
Een beetje minder onzeker nu dan bij al die vorige ontmoetingen, omdat haar naam nu wel verankerd zit.
Dom eigenlijk, om het ongemak zo lang te laten voortduren…