Photo by Andrew Seaman on Unsplash
De lengte van een tekst is vaak niet recht evenredig met wat hij je bijbrengt. Dat vind ik best jammer.
Vooral als ik tijd investeer om hem helemaal door te nemen, hunkerend naar ‘nieuwe inzichten’.
Met boeken heb ik het ook vaak lastig. ‘Kan dat nu echt niet beknopter?’, denk ik dan.
‘Geef mij de synthese, die verhalen errond verbeeld ik me zelf wel.’ Klinkt best arrogant, kan ik me voorstellen.
Er bestaat ook echt wel zoiets als ‘slechte boeken.’
Dan heb ik het uiteraard niet over romans waar al eens het één en ander uit de doeken moet worden gedaan om je op het verkeerde spoor te zetten. Of om te duiden waar toekomstig gedrag vandaan komt. Of zo.
Toch kan ik het lezen niet laten. Al meandert mijn aandacht vaak weg uit het boek of artikel.
Dan moet ik haar weer vastgrijpen en doorheen mijn neusvleugels weer op de tekst richten, bij wijze van focus.
Vaak gaan de dwalingen richting ‘wat kan ik zelf met deze informatie doen?’
Mijn eigen ding errond schrijven, hier op dit stekje?
Een experiment rond brouwen en zien waar ik uitkom?
Verbinden met het één of ander dat eerder al de wereld vond? Potje breien?
Dialogeren. Een dialoog voeren met één of meerdere mensen.
Dat je dan vooral heel goed naar elkaar moet luisteren en je onderstellingen en oordelen achterwege laten.
Volgens dikke van Dale…: gedachtewisseling. Dat vind ik nog de mooiste omschrijving.
Als je van gedachten wisselt, houdt dat in se in dat je de ander niet probeert te overtroeven. Je wisselt uit, haakt in op elkaar. Exploreert. Op een chronisch nieuwsgierige manier. Om na te gaan of je ergens onderin de overtuigingen een gemeenschappelijke fond vindt. Al is dat niet het doel.
Luisteren omvat overigens veel dimensies. Ik kan luisteren hoe mijn vingers over het klavier ratelen en geen aandacht besteden aan de tjilpende vogeltjes ergens tientallen meters verderop. Ook het straatgeraas kan ik wegfilteren om me te focussen op wat ik aan het produceren ben. Om me ervan te vergewissen dat wat ik hier neerschrijf, u iets bijbrengt. Woehaha!
Wat heb je aan woorden die slechts je (lees)tijd vullen?
Overbodige woorden die de stilte vullen. Dan liever getjilp! (Al klinkt mijn getjilp niet erg vogelachtig)
Ik ben hier een boekje aan het savoureren, hoofdstukje per hoofdstukje.
De titel: ‘The listening book. Discovering your own music.’ Van W.A. Mathieu.
Dat is lectuur naar mijn aard. Stukje lezen, zelf verkennen en je eigen verhaal er mee brouwen en zo inzichten blauwdrukken. Of rood, als het echt belangrijk is.
Maar waar zat ik?
Waarom hebben mensen soms zoveel woorden nodig om iets bij te brengen?
Als een gebaar soms al genoeg is.
Zoals je hand opsteken als je stilte wil. En degene die dat ziet doet je na en neemt meteen ook de stilte tot zich. Tot ons een wij wordt. Stilte in dialoog.
Of opgestoken wiebelende vingers als stilte-applaus. Zoveel fijner dan dat handgeklap.
Maar waar zat ik?
Het is moeilijk zonder vooroordelen naar mensen te luisteren als je hen kent. Of meent te kennen. Omdat ze de neiging hebben steeds in patronen te hervallen bij wat ze zeggen of in hoe ze iets aanbrengen. Voorspelbaarheid. Dan schuilt de kunst in het luisteren met integratie van verrassingselementen. Ineens je arm opsteken omdat je stilte verlangt. Omdat je op een spoor zit waar de gemoederen dreigen op te laaien. Van stoel wisselen. ‘Allez, dat doe je toch niet?’ Even opstaan en iets nemen dat je ziet liggen. De aandacht even daarop richten en dan kort even herhalen waar de ander zat en het gedachtevizier richten op de rijkst mogelijke inzichten. Om dan verder te luisteren naar wat ontstaat uit de chaos-stilte.
Ik ben een beetje aan het spelen, merk ik.
Misschien ben ik mijn muziek aan het ontdekken in de verbeelding die de geluiden rondom me, hier op mijn koertje, teweegbrengen.
Misschien ben ik een speelvogel en tjilp ik straks piano.
In mijn verbeelding kan dat. Zelfs in stilte.
Wapplausje!!